Het stoomgemaal van de Appelternsche Sluis van 1967 tot 1984

De periode van Joop Schlebos

Nadat gemaal Bloemers gebouwd en opgeleverd was, zorgde dit dieselgemaal bij hoog water van de Maas voor de afwatering van de Nieuwe Wetering.

Machinist Lieuwe Elzinga werd opgevolgd door Joop Schlebos.  Hij wist nog veel te vertellen van de periode na 1967 tot 1984. Joop had ook veel foto’s die ik mocht gebruiken op mijn website.

 

De reddingsboei met de oude naam van het gemaal. Deze kast hing oorspronkelijk in de machinekamer

Het stoomgemaal kreeg door stilstand een verwaarloosde aanblik.

 

Een foto uit de periode dat het gemaal niet meer gebruikt en onderhouden werd vlak voordat de schoorsteen gesloopt ging worden. Ook de foto zelf is in kwaliteit achteruitgegaan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Herinneringen van Joop Schlebos, machinist van gemaal Bloemers

Joop Schlebos is in 1942 geboren in Nijmegen, waar hij ook naar school ging. Na de LTS werkte hij negen maanden bij een machinefabriek. Daarna kwam hij in dienst van het Waterschap als hulp van de machinist van het – in 1933 gebouwde – Hollandsch-Duitsch gemaal in Nijmegen. Dat was een slecht betaalde baan (zijn aanvangssalaris rond 1960 bedroeg 92 gulden per maand). Daarom bleven zijn voorgangers meestal slechts tot hun huwelijk in dienst van het Waterschap. Vervolgens zochten ze vaak een baan in de metaal, omdat je van zo’n klein salaris geen gezin kon onderhouden. Na zijn dienstplicht bij de Koninklijke Marine ging Joop weer terug naar het polderdistrict, waar hij een vaste aanstelling kreeg, nu als tweede machinist en alweer op het Hollandsch-Duitsch gemaal. Dat betekende eveneens een dienstwoning aan de Ooysedijk in Nijmegen.

Hollandsch Duitsch gemaal gelegen in het begin van de Ooijpolder bij Nijmegen.

 

 

 

 

Ondertussen was hij getrouwd en omdat er geen perspectief in zijn baan leek te zijn, besloot hij om te zien naar iets anders. Technisch ambtenaar Knipscheer maakte hem attent op het komende vertrek van Lieuwe Elzinga als machinist in Appeltern.

Elzinga, de laatste machinist van het stoomgemaal, hield – nadat De Tuut in 1967 haar deuren had gesloten – er nog een oogje in het zeil. Af en toe werden er nog werkzaamheden voor het Waterschap uitgevoerd.

 

 

Hij was toen eveneens betrokken bij de bouw van gemaal Bloemers en toen dat operationeel was geworden, kreeg hij daar de functie van machinist. In 1969 nam Schlebos zijn taken bij gemaal Bloemers en De Tuut over.

 

Bloemers gemaal voorzijde

 

Zelfstandig werken was in die periode niet aan de orde. Werkoverleg, zoals we dat tegenwoordig kennen, was evenmin in zwang. De bedrijfscultuur in de jaren zestig van de vorige eeuw was behoorlijk hiërarchisch en de werkzaamheden op en rond het gemaal werden aangestuurd door de technisch opzichter. Het overdragen van kennis door Elzinga aan Schlebos en het inwerken moest dan ook heimelijk in de avonduren gebeuren. Onvoorstelbaar, maar de technisch ambtenaar vond het absoluut niet nodig dat er contact was tussen de oude en de nieuwe machinist. Schlebos betrok later de woning van Elzinga naast het stoomgemaal en werd buurman van de technisch ambtenaar.

Eén van de drie Kromhoutmotoren

 

 

 

 

In gemaal Bloemers stonden toen drie nieuwe Kromhout dieselmotoren, die bij hoogwater in de Maas de pompen aandreven om het water in de Nieuwe Wetering op peil te houden. Deze motoren werden met de hand gestart en gestopt en ze moesten regelmatig worden gecontroleerd, toen er nog geen sprake was van computers en afstandsbediening. De elektrische kroosreinigers die waren geplaatst vóór de aanzuig van de pompen, moesten handmatig worden bestuurd. Dat was al een flinke verbetering vergeleken met De Tuut, waar dit soort werk met een grote hark moest gebeuren. De Kromhout motoren zijn in 2002 vervangen door elektromotoren en de bediening en bewaking werden steeds meer geautomatiseerd. Dat alles gebeurt nu op afstand. Een van de Kromhout motoren is nu in bezit van Stoomgemaal De Tuut en staat in depot in Appeltern.

Een Kromhoutmotor in de opslag

 

 

 

Schlebos herinnert zich ook nog goed dat er in 1971 werd besloten de in slechte staat verkerende, veertig meter hoge schoorsteen te slopen. Er zaten scheuren in de wand en de klimijzers aan de binnen- en buitenkant waren ook niet al te best meer.

 

Kerst/Nieuwjaarskaart

 

 

 

 

Ondanks dat is Joop toen nog wel omhoog geklommen om foto’s te maken, voordat de schoorsteen daadwerkelijk werd gesloopt. Fotograferen was voor hem zowel een hobby als een neventaak.

Zo maakte hij tegen betaling pasfoto’s van inwoners van het dorp. Maar dit terzijde.

 

 

 

 

Als de schoorsteen omviel, zou het grootste gedeelte op het terrein van De Tuut en in een aangrenzende tuin terechtkomen, terwijl het bovenstuk in de wetering zou belanden en dat laatste was nou net niet de bedoeling. Daarom zijn de bovenste drie meter van de schoorsteen met een zware hamer handmatig kapot geslagen, waarbij de slopers op de rand van de kopbemetseling stonden, zonder ook maar enige veiligheidsvoorziening.

Voorbereiding van de sloop

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De kop van de huidige schoorsteen. Vrijwilliger Leo van H. inspecteert het hijskatrol van de vlag.

De brokken steen vielen gewoon omlaag. De kop van de schoorsteen was – evenals de huidige schoorsteen – iets uitgebouwd (in vaktermen ‘uitgemetseld’). Net onder deze kop was de wanddikte 20 centimeter, terwijl de diameter van het inwendige van de schoorsteen 120 centimeter was. Je moet voor zo’n karwei wel durf hebben en dat hádden de slopers!

 

Het laten omvallen van de schoorsteen was een spectaculair gebeuren. Onderin de voet werd een groot gat gemaakt van wel een meter hoog en een meter breed. Hier was de wanddikte 68 centimeter en de buitendiameter 334 centimeter. De plek van dit gat was aan de kant waar men de schoorsteen wilde laten neervallen. Het was de bedoeling dat er zo weinig mogelijk schade zou ontstaan aan twee nabijgelegen perenbomen. In het gat werd verticaal een panlat gedrukt die – hoewel onder spanning – toch nog vrij rechtop stond.

De panlat zie (rode pijl) in de gemaakte opening onderin de schoorsteen.

 

Daarna werd het gat steeds breder gemaakt, waardoor de schoorsteen iets ging hellen en de panlat steeds verder werd ingedrukt en door de spanning krom ging staan. Uiteindelijk kon de schoorsteen worden omgeduwd nadat aan de andere kant van het gat enkele voegen en stenen waren uitgehakt.

De schoorsteen vlak voordat hij omging

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Dat omduwen gebeurde door de schoorsteen met twee zware koevoeten in de voeggaten a.h.w. een zetje te geven.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

En … de schoorsteen viel precies op de goede plek, namelijk tussen de twee genoemde perenbomen Wel werden de stammen geraakt en zijn er enkele takken afgebroken, maar de bomen zijn toch bewaard gebleven. Aan de oude perenboom achter de kolenloods is ook nu nog de schade van toen te zien. Ook ligt er nog een stuk schoorsteen in de wetering en volgens een oud-vrijwilliger kun je daar bij laag water overheen lopen. Het puin dat in de tuinen viel werd afgevoerd naar een dijkoprit in Batenburg.

Het puin van de schoorsteen en één van de metalen verstevigingsringen

 

Tot op de dag van vandaag doet het verhaal de ronde dat de plek waarop de schoorsteen terecht moest komen werd gemarkeerd door een flesje bier. Tijdens de val zou dat flesje echter niet zijn geraakt en werd de inhoud ervan alsnog opgedronken. Schlebos stelt met nadruk dat hij niet weet wie dit verhaal de wereld in heeft geholpen, maar dat het gewoon een verzinsel is.

 

Het puin achter de kolenloods en in de tuin van Schlebos

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Na de uitbedrijfname van het stoomgemaal aan de Appelternsche sluis in 1967 werd het ketelhuis als werkplaats gebruikt en de kolenloods deed dienst als opslagruimte. Er lag toen nog een partij kolen in opgeslagen. Eerste machinist Fliervoet had die kolen niet alleen nodig voor het stoken van de ketels,

Ketelhuis voorzijde als opslag met bromfietsen voor controle in de polder

maar hij mocht ze ook gebruiken om zijn – naast De Tuut gelegen – huis te verwarmen, zoals stond vermeld in zijn arbeidscontract. Dit was een der emolumenten oftewel legale voordelen voor werkzaamheden die buiten het normale salaris vallen. Joop Schlebos echter had zo’n overeenkomst niet. Hij haalde de antraciet gewoon bij de kolenboer. Was dit jammer voor hem? Niet echt, want de kolen die in het gemaal werden gebruikt waren meestal van slechte kwaliteit, waardoor de huisschoorsteen enorm werd vervuild met alle gevaren van dien.

 

 

Het stoomgemaal zonder schoorsteen met rechts de twee dienstwoningen

 

 

 

 

Tot de verkoop van De Tuut aan Stichting Baet en Borgh in 1984 was Schlebos verantwoordelijk voor het stoomgemaal. Omdat de schrootprijs toen heel laag was, werd het gemaal niet gesloopt, wat eigenlijk wel de bedoeling was geweest. Er had nog geld bij gemoeten en dat werd een te kostbare onderneming. Uit de zeven andere gemalen in het Land van Maas en Waal was de technische installatie echter wél verwijderd. Sommige gebouwen en aangrenzende machinistenwoningen staan er – al dan niet gerestaureerd of bewoond – ook nu nog.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een origineel veegbootje zoals nu nog in gebruik bij de hengelsportvereniging die bij het Spijkswiel het visrecht heeft.

Zoals gezegd deed – na sluiting van het gemaal – het ketelhuis dienst als werkplaats. Er werden daar toen ook veegbootjes gebouwd, die het waterschap in gebruik had om de bodem van sloten en weteringen op te schonen en om de kanten te maaien. In november werden deze bootjes door een kraanwagen van een plaatselijk loonwerker naar De Tuut gebracht en in de week van Koninginnedag moesten ze weer bedrijfsklaar zijn. Al het nodige was dan gerepareerd, in de teer gezet, de motoren waren nagekeken en de messen waren geslepen. De benzinemotoren in die bootjes (1-cilinder, 5 pk Bernard motor van Renault met een keerkoppeling) werden door Schlebos onderhouden.

De handboormachine in de werkplaats achterin het ketelhuis.

Gedurende de periodes waarin gemaal Bloemers niet hoefde te pompen, zorgde hij voor het onderhoud van de ruim dertig gemalen, de stuwen, sluizen, veegbootjes, maaimachines, gereedschappen en al wat dies meer zij. In het dorp werd de werkplaats in het ketelhuis ook wel smederij genoemd en werd er menig privéklusje uitgevoerd. Dat was natuurlijk ten strengste verboden en daarom moest het altijd stiekem gebeuren. Maar voor de technisch ambtenaar moest er ook wel eens een klusje worden gedaan. Dat kon je natuurlijk niet weigeren en dat kon dan gewoon overdag gebeuren. Het ‘hoorde immers bij het werk’?!

 

Ketelhuis achter ??

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een actuele foto van de twee huizen (links het huis van de machinist en rechts het huis van de opzichter)

Eenmaal werkzaam in Appeltern heeft Joop Schlebos eerst in het huis van de machinist gewoond en later in de woning van de opzichter. Dat was ernaast, het waren twee huizen onder één kap, direct naast De Tuut gelegen. Toen het waterschap van beide woningen af wilde, werd Schlebos eigenaar, totdat ook hij ze uiteindelijk verkocht. De machinistenwoning kwam toen in bezit van Jan Douwes, beginjaren tachtig steun en toeverlaat van de vrijwilligers die daar toen aan het ploeteren waren. Joop Schlebos ging wonen in de dienstwoning van het Hollandsch-Duitsch gemaal, waar hij eerder ook al had gewerkt. In 2003 ging hij met pensioen. Tot die tijd was hij machinist geweest van gemaal Bloemers en tevens verantwoordelijk voor alle grote en kleine gemalen en zogenaamde opjagers in het polderdistrict.