Ketel installaties en schoorstenen

Soorten ketels

Er zijn tientallen soorten ketels bedacht. Er zijn tankketels en waterpijpketels ontwikkeld en ook nog steeds in gebruik. Deze werden gebruikt op het land in fabrieken maar ook mobiele installaties voor de landbouw. Later kwamen  er ook speciale ketels voor de stoomtreinen en de scheepvaart. Ook zijn er nog steeds auto’s met stoomtractie.

Stoominstallaties werden overal in verschillende bedrijven opgesteld zoals:

 

Slachthuis De ‘Engelsche Stoom-Varkensslachterij en Zouterij’

(https://gemeentearchief.ede.nl/kennisbank/11-economisch-leven/levie-slachterij/)

Nathan Levie kocht in 1881 een terrein van tweeëndertig are van de Buurt Maanen en bouwde hierop een, voor die tijd zeer modern, slachthuis. De oude slachterij werd verkocht en afgebroken. De vestiging zo dicht bij het station was zeer gunstig voor de aanvoer per trein van slachtvee uit België en Duitsland en het vervoer van het bewerkte vlees naar Engeland. Ondanks bezwaren van onder andere Hendrik Mulder van het aangrenzende logement en koffiehuis (het latere ‘Welgelegen’) verleende het college van burgemeester en wethouders van Ede toestemming. De ‘Engelsche Stoom-Varkensslachterij en Zouterij’ was een feit. In 1883 trok Nathan zich terug uit de zaak en verkocht het bedrijf aan zijn zoon Elias. Elias ging voortvarend te werk en liet een ketelhuis bouwen met een stoommachine van 14 pk. De stoommachine was bestemd voor de aandrijving van apparatuur en voor de verversing van lucht in de kelders met opgeslagen vlees. Om de houdbaarheid van het vlees te verhogen werd het bovendien gezouten. In 1884 werden circa 18.000 varkens geslacht en verzonden naar de Engelse markt.

 

 

 

In het land van Maas en Waal hebben bij de stoomgemalen overal tankketels gestaan eerst zonder oververhitter en later met een stoomverhitter. Hierdoor nam het rendement toe zodat er minder brandstofkosten waren.

De ketels werden gestookt met kolen, soms met bruinkool of hout. Mogelijk is er ook nog wel turf verstookt.

Schoon water haalde men uit de wetering of uit een waterput. Chemicaliën om ketelsteen te voorkomen  gebruikte men niet.

Van groot belang was de kennis en kundigheid van de stoker. 

Foto’s van oude keteltypes:

 

Dit waren ketels met kolen gestookt en met geforceerde luchttoevoer.

Dit type “Piedboeuf” was geplaatst in het Tacozijlgemaal bij Lemmer.

De stoker zorgde ervoor dat de ketel op druk bleef.

 

De Leeuwarder courant schrijft op 14 juli 1905:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een van de grootste ketelbouwers in Nederland was de Firma Stork in Hengelo. Een krantenartikel geeft een goede indruk.

De 1000ste stoomketel bij de Gebr. Stork & Co. te Hengelo, 1891. De eerste stoomketel werd door Stork in 1869 vervaardigd. De ketelmakerij groeide al spoedig uit tot een van de hoofdtakken van het bedrijf. In 1886 werd een geheel nieuwe ketelmakerij in gebruik genomen. Stork telde in de periode van deze opname ruim 400 werklieden. De ketelmakerij leverde in die jaren zo’n 800 ton aan producten af.

Dit type ketel heette: Bouilleurketel met twee extra stookbuizen onder de grote ketel zelf.

Zie ook het verhaal  over Hugo Esser: Machinist Hugo Esser

Wetenswaardigheden over schoorstenen

Schoorstenen
De oudste schoorstenen, bedoeld voor de afvoer van verbrandingsgassen, stonden bij bedrijven met een productieproces, waaraan veel vuur of warmte te pas kwam. Steenbakkerijen bij voorbeeld, of ijzergieterijen en glasfabrieken. Deze bedrijven gebruikten al schoorstenen voor de komst van de stoommachine. Deze schoorstenen waren meestal vierkant en werden samen met het gebouw tot stand gebracht door de aannemer van het werk. Na de introductie van de stoommachine werden evenwel hogere eisen gesteld aan de bedrijfsschoorstenen. De vierkante schoorstenen behoren tot de periode 1775-1820. Daarna kwamen er overgangsvormen, zoals fabrieksschoorstenen met vierkante sokkels en ronde schachten.
Het stoomgemaal van Dreumel had een vierkante schoorsteen.

Radiaalsteen
De vroegste schoorstenen werden van gewone stenen gebouwd. In de laatste decennia van de negentiende eeuw kwam in ons land de radiaalsteen in gebruik, een steen in de vorm van een taartpunt, die zeer geschikt was om ronde schoorstenen te bouwen. In de periode 1850-1890 waren het vooral Belgen en Duitsers, die in ons land de grote ronde schoorstenen tot stand brachten. Na 1880 verschenen twee Nederlandse bedrijven op deze markt: de firma Canoy- Herfkens in Tegelen (Venlo) en de firma De Ridder in Den Haag. Vooral door de komst van de radiaalsteen en de ronde schoorstenen nam de aandacht voor de vormgeving van de kop van de schoorsteen toe. Een fraaier uiterlijk kregen de schoorstenen vaak door het gebruik van gekleurde stenen als ornament of letters. Na de Tweede Wereldoorlog was er een korte opleving in de bouw van fabrieksschoorstenen door vervanging van de in de oorlog verwoeste exemplaren. Na 1970 werden bijna geen nieuwe schoorstenen in baksteen meer gebouwd.

 

Een uitgebreid verhaal vindt u in;

199333_06_DeinvloedvandetextielindustrieopdeschoorsteenbouwinNederland

 

Bliksemgevaar voor Fabrieksschoorstenen:

bliksem_inslag (2)

 

 

De schoorsteen van De Tuut is gebouwd door de firma Brink uit Arnhem.

De berekening van de nieuwe schoorsteen  werd

Het onderhoud van de schoorsteen,  de controle  van de bliksemafleider en het herstel van de ketelbemetseling is sinds jaar en dag in handen van Harm Meijer.