De bemaling en het uitslaan van water waren eeuwenlang slechts mogelijk geweest via windmolens en sluizen. Men was afhankelijk van de wind en het peil van het buitenwater. Het land van Maas en Waal was een arm gebied maar agrarisch wel interessant. Voorbeelden van gebieden die waren drooggemaakt waren er te over in het Westen die met succes door de nieuwe techniek(droogmakerijen) winst opleverden. Investeringen uit het Westen hebben gepoogd hier ook een graantje van mee te pikken.
In het rivierengebied van Maas en Waal zijn rond 1633 de eerste windmolens gebouwd met schepraderen om het land langer droog te krijgen. Deze werden aangedreven door de wind.
Bij Dreumel stonden 3 oude windmolens en werd 1 nieuwe gebouwd. Dit waren molens met een scheprad met dus een beperkte opvoerhoogte. Er ontstond ruzie over de uitvoering omdat de molens geen terugslagklep (zgn blaffers) bezaten waardoor het water weer terug kon lopen.
Schepradmolen
Volgens de beschrijving van….. was de molen van Alphen uit 1791 achtkantig uitgevoerd en voorzien van een groot scheprad.
Via internet vind ik tekeningen van gelijksoortige molens.
Hellend schepradmolen
ECKHARDT (Antoine George), geb. omstreeks 1740, overl. omstreeks 1810, was een bekwaam werktuigkundige. Hij vond omstreeks 1770 het hellend scheprad voor bemaling van polders uit. Dit heeft verschillende voordelen boven het tot dien tijd gebruikelijke staande scheprad, in het bijzonder dat het veel minder hoog en dus stabieler is en dat het in den watermolen ingebouwd kan worden; de molenaar kan boven het rad woning vinden en het scheprad vriest nimmer vast, hetgeen vooral in dien tijd bij de naast den molen staande schepraderen dikwijls eenige maanden ’s jaars het geval was.
In 1775 en 1776 werden onder toezicht van C. Brunings (I, kol. 498) uitgebreide vergelijkende proeven met hellende en staande schepradmolens genomen, die ten voordele der eerste uitvielen.
Het gevolg was, dat de uitvinder van de Staten van Holland octrooi bekwam. Hij legde o.a. hellende schepradmolens aan op verschillende plaatsen vooral in Holland, in 1780 waren er reeds 18 in werking. Later kwamen daarbij nog 4 voor het waterschap Wamel, Dreumel en Alfen, dat, in den zak tusschen Maas en Waal liggende, in zeer onvoordeeligen toestand verkeerde.
Op den duur bevielen te Wamel c.a. de hellende schepraderen minder goed, men heeft die omstreeks 1840, toen de toepassing van stoom voor bemaling vorderingen van beteekenis gemaakt had, vervangen door pompen van Fijnje (1, kol. 908).
Een groot krantenartikel uit 1869 met de voor- en nadelen van divers soorten maalsystemen (scheprad , vijzel, centrifugaal en het pers/zuigpomp systeem Ing. Fijnje) ten opzichte van de opkomst van stoomaandrijving.
Ook een overzicht van de in bedrijf zijn de stoomgemalen.
Soorten oude gemalen en overgang naar stoomtechniek